Nederlanders om in de gaten te houden: freelance journalist en schrijver Fernande van Tets (34)
Een grote interesse in het Midden-Oosten, en met name Syrië, en een studie Arabisch en politiek brachten freelance journalist en schrijver Fernande van Tets naar Damascus, waar ze van dichtbij heeft mogen observeren en ervaren wat de impact van oorlog is. Haar onlangs verschenen boek Vier seizoenen in Damascus vertelt over de veerkracht van mensen en hoe het leven doorgaat in aanwezigheid van oorlog.
Ze werkte in 2011 voor verschillende kranten in Beiroet, toen de oorlog in Syrië net was uitgebroken. Daarvoor liep ze stage in de hoofdstad Damascus, waarover ze op de middelbare school tijdens de geschiedenis lessen met veel interesse over had geleerd. “Ik wilde heel graag terug en heb lange tijd geprobeerd een persvisum te krijgen, maar dat lukte nooit. Totdat ik in 2018 via een baan bij de VN wel een visum kreeg en als communicatie medewerker terug kon. Het was het achtste jaar dat het land in oorlog verkeerde, dus daar moest ik wel even over nadenken. Maar ik wilde heel graag terug naar het land om te kijken hoe het daar was. Daarbij speelde er ook een persoonlijke reden, want mijn vriend, inmiddels man, werkte daar voor het internationale Rode Kruis.”
Een gouden kooi in een land dat in oorlog was
Samenwonen mochten ze niet: Fernande woonde in het Four Seasons Hotel in Damascus, in eigen woorden een gouden kooi in een land dat in oorlog was, en haar vriend woonde in een appartement op tien minuten afstand. “We zagen elkaar in restaurants of gingen wandelen. Het was heel fijn om iemand te hebben waar je vrijuit mee kon praten. Je hebt met een dictatuur te maken, dus dan is het een enorme luxe om iemand die zo dichtbij je staat in de buurt te hebben, zodat je kan delen over je ervaringen.”
Die ervaringen staan in haar boek, waarin ze de persoonlijke verhalen van Syriërs deelt. Mensen die moeten omgaan met tegenslagen, maar die ook verliefd worden, gaan trouwen en het leven vieren op bepaalde momenten. “Je weet dat de oorlog aanwezig is, door de bommen die afgaan en de huizen die er niet meer staan. Wat mensen echter vergeten, is dat voor de mensen die daar wonen, het dagelijkse leven doorgaat. Ze proberen er het beste van te maken en passen zich snel aan. Ik merkte dat zelf ook. Na een paar dagen is het normaal dat je in de verte bommen hoort.”
Ze verkeerde in een unieke situatie dat ze daar mocht wonen en werken, want het is vrijwel onmogelijk om als journalist een visum te krijgen. “Ik had geen ‘oppas’ die meeluisterde. Alle muren hebben daar oren. Je bent nooit echt vrij, maar ik heb wel met veel mensen kunnen parten en een beeld kunnen krijgen hoe het is om daar te wonen na acht jaar oorlog. Ik heb veel verschrikkelijke dingen gezien. Huizen van mensen waren gebombardeerd, alles werd gestolen, en in vrijwel alle families was wel een familielid verdwenen. Ik heb daar nog veel vrienden die een uitzichtloze toekomst hebben. Ze hoopten dat het beter zou worden en geloofden lange tijd in hun land, maar zien nu hoe weinig er veranderd is. Ze willen graag naar Europa, wat heel lastig is. Dat is moeilijk om te zien. Ik heb de vrijheid om in en uit te reizen, en dat hebben zij niet.”
Waarom sta je in de ochtend op?
“Nu sta ik vooral op omdat mijn zoon (5 maanden) mij wakker maakt. Maar verder sta ik op om verhalen te vertellen en dan met name verhalen over het Midden-Oosten. Ik wil mensen een gezicht geven dat verder rijkt dan de rol van slachtoffer van een oorlog. Ik wil laten zien hoe het daar eraan toe gaat en dat veiligheid een ruim begrip is. De oorlog is nu in het grootste deel van het land voorbij. Dan denken we al snel: het is veilig. Maar je kan daar nog steeds zonder reden gearresteerd worden. Zo sprak ik iemand wiens broer was verdwenen. Door iemand om te kopen, kwam hij te weten dat hij in een beruchte gevangenis van Syrië zat. Maar zijn vrouw durfde hem niet op te zoeken, omdat gevangenen als betaling voor bezoek gemarteld worden. Het idee dat het daar veilig is, is niet waar, zeker niet met dit regime aan de macht. Dat verhaal wil ik blijven vertellen. Ze willen Syriërs terugsturen naar hun land, maar het is helemaal niet veilig om terug te keren. Daarbij zijn hun huizen gebombardeerd.”
Wat houd je momenteel bezig?
“Mijn boek houdt me bezig, en dat ik mijn verhalen van gewone Syriërs zo breed mogelijk kan uitdragen. Als je zelf een kind hebt gekregen, realiseer je je des te meer hoe goed wij het hier hebben. Dat we in een rechtstaat wonen, vergeten we nog weleens. Daar ben ik me extra bewust van door het schrijven van dit boek: dat ik in een land woon waar waardes als vrijheid nog worden gerespecteerd.”
Hoe zorg je goed voor jezelf als journalist/schrijver?
“Ik denk dat als je als journalist heftige verhalen hoort, het wel een kunst is om te leren hoe je daarnaar kan luisteren en mee om kan gaan. Je moet je ervoor af kunnen sluiten, want anders word je depressief. Als mensen die in de puinhopen van hun huis jou vertellen dat hun zoon is meegenomen en je eigenlijk niet verder mag praten, en je vervolgens in je hotel met grote boeketten bloemen en schalen met sushi komt, dan moet je je kunnen afsluiten voor het enorme contrast en voor wat je meemaakt. Doe je dat niet, dan verzuip je in de verhalen van iemand anders. Je moet mezelf rust gunnen, anders kan je dit vak niet doen.”
Wat deed je als kind graag?
“Ik speelde graag buiten, in het bos in ons familiehuis in Hattem, en ik reed graag paard. Verder las ik heel veel boeken. Lezen geeft je een zicht op nieuwe werelden. Ik vind boeken heel mooi.”
Wat doe je elke ochtend als vast onderdeel van je ochtendritueel?
“Als je een kind hebt, verandert je ochtendritueel. Ik maak meteen eten voor hem en dan lees ik de krant, als ik daar tijd voor vind. Ik ontbijt samen met mijn zoon en dan begint de dag. Ik zorg er wel altijd voor dat ik een ommetje maak met de wandelwagen, zeker nu met al dat thuiswerken.”
Welke wijze les heb je geleerd?
“Hoe veerkrachtig mensen zijn en dat ze meer aan kunnen dan ze denken. Wij zelf dus ook. Toen ik terugkwam uit Syrië, voelde ik pas hoe heftig die periode was geweest. Ik was echt uitgeput. Het woog heel zwaar op me, dat je niet vrij bent om te praten en dat je collega’s angst hebben. Maar ook de frustratie dat je niets aan de situatie kan doen. En toch ga je gewoon door. Toen ik weer in Nederland was, dacht ik: wow, dat was best een heftige tijd. Maar ik heb ook gezien hoe mensen elkaar helpen, ook al is het moeilijk. Dat is onderdeel van die veerkracht van mensen. Zo zag ik mensen dekens op hangen waar ooit de deur had gezeten. Op die deken zat een printje, om de buurt wat op te vrolijken.”
Wat kunnen wij van jou en je boek leren?
“Je kan leren hoe moeilijk humanitaire hulp geven kan zijn. Je gaat met de beste intenties ergens naartoe en je biedt waar mogelijk hulp. Maar het is lastig in een context die zo bepaald wordt door een regering. Je hebt wel impact, maar door diezelfde impact help je soms ook de regering. Dat vond ik wel moeilijk.”
Wat waardeer je aan jezelf?
“Mijn vlotte pen en dat ik verhalen kan optekenen en vorm kan geven op een manier dat mensen ze graag lezen. Dat ik doorzettingsvermogen heb en dat als ik ergens aan begin, ik het ook afmaak. Ik heb dit boek snel geschreven, negen maanden om precies te zijn. Twee dagen voor mijn uitgerekende datum was het af.”
Stel, je mag een mentor uitkiezen. Wie zou dat zijn en waarom?
“Sigrid Kaag, ik vind haar heel inspirerend, met name door het internationale werk dat ze doet in Libanon en Syrië. Ik vind het goed dat we iemand hebben binnen de politiek die een internationale blik heeft. Zij ziet problemen als onderdeel van een groter geheel, dat is heel waardevol.”
Vanavond is je laatste avondmaal. Wat zou je willen eten, met wie en waar ga je het over hebben?
“Ik zou boerenkool met rookworst willen eten, nog steeds mijn favoriete eten. Ik zou willen eten met mijn familie en met mensen die ik een tijd niet heb gezien, omdat ze ver weg wonen. Ik zou het willen hebben over de mooie momenten in het leven en over het feit dat ik zoveel mazzel heb gehad dat ik Syrië kon bezoeken en het land ook weer uit mocht. Ik zou graag mijn vriend Amar weer willen zien, die nooit naar Europa kan komen. En zijn vrouw en twee kinderen. Ik vermoed dat ik Syrië niet meer in mag na het schrijven van dit boek, dus aangezien het om een fictieve avond gaat, zou ik hen graag willen uitnodigen voor mijn laatste avondmaal en herinneringen ophalen aan onze tijd in Damascus.”