“De eerste keer dat ik een lichaam opende om obductie te doen, zal ik nooit meer vergeten”
Alike (50) is medewerkster bij de afdeling pathologie van het Amsterdam UMC, locatie VUmc. Zij verzorgt overleden patiënten in het mortuarium. Daarnaast is zij ook obductie assistent. “Met dit werk kan ik iets betekenen voor anderen. Het zal je maar gebeuren dat je kind is overleden, dan wil je toch dat er iemand is die voor je klaarstaat? Als ik ’s nachts gebeld wordt omdat ouders hun kind willen zien, dan kom ik er meteen aan. Je moet met je hart werken.”
Alike was werkzaam in de uitvaartwereld en gewend om overleden mensen te verzorgen, totdat iemand haar vroeg of het werk als obductie assistent niet iets voor haar was. “Dit bedenk je je niet als je zestien bent.” Ze was dertig toen ze in het mortuarium kwam te werken en doet het werk inmiddels al twintig jaar. Ze heeft drie collega’s: Peter Kraaijeveld, Ton Oldert en Michel van Ooijen. Sinds een half jaar is er een vierde collega bijgekomen, Manon Oostindie, die eerst als stagiaire in het team was opgenomen. “Het was echt een mannenbolwerk, ik was een van de eerste vrouwen. Het was de vraag of ik het wel zou kunnen, want je gaat wel een stap verder dan alleen verzorgen. Je moet een lichaam obduceren, dus een patiënt openen en onderzoeken op onderliggend lijden. Die grens overgaan, gaat geleidelijk aan.”
“Het kleden in een lijkwade is heel ouderwets en daar zijn wij wel uniek in”
Het doen van een obductie gaat volgens Alike volgens een vaste werkwijze. “We snijden vanaf beide zijden net onder de punt van de schouders naar de borst en dan door naar beneden tot aan het schaambeen. De borstkast knippen we open. Een voor een halen we alle organen eruit. Dit doen we volgens een vaste volgorde: eerst het hart, dan de longen, de lever etc. Soms zit er verkleefd weefsel als gevolg van een operatie, dan kunnen de organen er ook per blok uitgehaald worden.” Vaak duurt een obductie langer dan twee uur. De patholoog onderzoekt de organen verder op afwijkingen. “Een patholoog stelt de diagnose en gaat kijken of er bijvoorbeeld een hartinfarct is geweest, een aneurysma is of een tumor. Zij kijken naar het ziektebeeld.” Het lichaam wordt na de obductie weer dicht- en schoon gemaakt, haren worden geföhnd en de patiënt wordt gekleed in een lijkwade. “Het kleden in een lijkwade is heel ouderwets en daar zijn wij wel uniek in. Dit is een soort lang wit gewaad. Wij willen niet dat iemand hier ongekleed het mortuarium verlaat.” Vervolgens gaat het lichaam de koeling in. “Je oefent gemiddeld een half jaar tot een jaar om een obductie te doen, totdat je het zelfstandig onder de knie hebt.” Voor Alike is het doen van een obductie inmiddels vertrouwd werk.
Het werk van een obductie assistent is divers, waarbij elke dag of nacht anders is. Het obduceren van het lichaam van een overledene gebeurt op verzoek van nabestaanden en een (huis)arts. “Obductie doen we alleen bij patiënten als er toestemming is van de nabestaanden. Wij doen geen forensisch onderzoek, maar een klinisch onderzoek. Het gaat om patiënten die in of buiten het ziekenhuis zijn overleden. Het kan zijn dat een arts het ziekteverloop wil onderzoeken of er wordt gekeken of er een erfelijke afwijking was. Denk bijvoorbeeld aan een jong iemand die een hartinfarct heeft gehad. Was er sprake van onderliggend lijden? Maar er wordt ook obductie gedaan als iemand plotseling overlijdt, dus bij onverklaarbaar overlijden. Dit kan bijvoorbeeld een baby zijn die is overleden door wiegendood. We krijgen hier alle leeftijden.”
1.200 overleden mensen per jaar
Als Alike in de ochtend op haar werk komt, kijkt ze in het mortuarium of er nieuwe overledenen zijn binnengekomen. “We zijn een groot mortuarium en kunnen vierentwintig lichamen kwijt. De meeste lichamen liggen hier relatief kort, maximaal twee dagen, totdat de uitvaartondernemer komt.” Per jaar komen er ongeveer 1.200 overleden mensen in het mortuarium terecht. Soms gebeurt er een dag niks, soms zijn er twee obducties op een dag. Daarnaast worden alle patiënten verzorgd. “In veel gevallen is er geen obductie nodig, maar we zorgen er wel voor dat iemand verzorgd het mortuarium verlaat. Wij doen de noodzakelijke zorg. Dit houdt in dat we iemand ontdoen van infusen, wonden verzorgen, het lichaam schoonmaken, incontinentiemateriaal omdoen en een lijkwade aantrekken.”
Naast het verzorgen en obduceren zijn Alike en haar collega’s ook het aanspreekpunt van uitvaartondernemers en nabestaanden die hun geliefde willen bezoeken. Soms is er iets meer nodig dan enkel verzorgen. Dat noemen ze restauratie. Dat kan volgens Alike een klein beetje zijn, maar soms is er meer nodig. “Het gaat erom dat we iemand toonbaar maken voor identificatie. We doen dit voor de nabestaanden. Als er iemand binnenkomt die een ongeval heeft gehad, zoals een aanrijding met een trein, dan kun je je voorstellen dat deze patiënt piëteitsvol verzorgd moet worden. We willen ervoor zorgen dat iemand er netjes uit ziet, dat lukt meestal, tenzij iemand al langere tijd is overleden. Wij maken het dan mogelijk voor de familie om afscheid te nemen van een toonbaar, tastbaar lichaam van hun dierbare. Dit kan veel betekenen voor de verwerking van hun verlies. Dat vind ik het mooie aan mijn werk, dat het divers is. Aan de ene kant werk ik mee aan een diagnostiek, wetenschappelijk onderzoek en aan de andere kant kan ik veel betekenen voor nabestaanden die afscheid nemen van hun geliefde.”
Bewaarplaats voor de politie
Eén week per maand heeft Alike dienst en kan ze ’s nachts en in het weekend worden opgeroepen, want het werk gaat 24 uur per dag door. Er wordt ook samengewerkt met de politie, wat het werk een internationaal karakter geeft. In het mortuarium zijn er aparte koelcellen voor de politie van Amsterdam. “Wij zijn de bewaarplaats voor de politieregio. Wij stallen, bewaken en beheren overleden mensen, totdat ze worden vrijgegeven. Dit zijn mensen die bijvoorbeeld door geweld om het leven zijn gekomen, een dodelijk ongeluk hebben gehad of een toerist die is overleden aan een overdosis drugs. Ook kunnen dit mensen zijn die dood in hun woning gevonden zijn. Wij assisteren bij de uitwendige lijkschouw, maar doen geen obducties op deze overledenen, dit wordt in het Nederlands Forensisch Instituut in Den Haag gedaan. Lichamen die door de politie in beslag zijn genomen, liggen hier meestal iets langer.”
Regelmatig krijgen ze lichamen in het mortuarium van mensen die dood zijn aangetroffen in hun woning, die er soms al wat langer liggen. Dit kunnen ouderen zijn die een natuurlijke en soms eenzame dood zijn gestorven, anderzijds kunnen dit ook jonge mensen zijn. In het geval van zo’n vinding wordt eerst onderzoek gedaan om erachter te komen om wie het gaat, zodat de politie op zoek kan naar nabestaanden. “Dat is best triest. Dat vond ik in het begin het meest schrijnend van mijn werk. Ik ben Twentse van origine en kom uit een kleine stad, waar iedereen elkaar kent. Ik kon me niet voorstellen dat je in een grote stad als Amsterdam zo eenzaam kon sterven.”
150 hersenobducties voor de Nederlandse Hersenbank per jaar
Naast het werk dat Alike en haar collega’s voor de politie Amsterdam doen, werken zij ook voor de Nederlandse Hersenbank. Dit is een donorbank waar mensen zich melden bij leven om hun hersenen, ruggenmerg en/of cornea te doneren. De mensen die zichzelf aanmelden als donor bij de Nederlandse Hersenbank hebben een aandoening die de hersenen en/of het ruggenmerg beschadigt, zoals een vorm van dementie of een auto-immuunziekte zoals Multiple Sclerosis (MS) of Amyotrophic Lateral Sclerosis (ALS). “Wij doen een schedel obductie, waarbij het brein eruit gehaald wordt. Ik werk dan samen met een patholoog en medewerkers van de Nederlandse Hersenbank. Normaal gesproken wordt een brein eerst gefixeerd, dan duurt het zes tot acht weken voordat het uitgesneden wordt. Als er een verzoek tot obductie komt, wordt er ‘vers’ gesneden. Een brein wordt dan versneden in plakken en daarna in stukjes, die vervolgens apart bewaard worden en de hele wereld over gaan voor onderzoek. We doen ongeveer 150 hersenobducties per jaar. Het is belangrijk voor het onderzoek dat het brein er zo snel mogelijk uit wordt gehaald, dus daarvoor kan ik ook ‘s nachts worden gebeld. Dat is wel even schakelen.”
Alike schrikt eigenlijk nergens meer van, maar geeft ook toe dat ze een pantsertje om zich heen heeft gebouwd. “Je leert ermee omgaan. Zonder dat pantsertje kan ik dit werk niet doen, ik blijf wel mens. Ik doe dit met mijn hart en mijn gevoel, als je dat niet meer hebt, moet je dit werk niet doen. Binnen het team kunnen we er goed over praten. Dat is bijzonder. Als een baby wordt gevonden, is dat een trieste zaak, net als kinderen die op een onnatuurlijke manier om het leven zijn gekomen. Dat vind ik het allerergste.” Is ze anders naar de dood gaan kijken? “Nee, ik ben niet bang voor de dood. Ik ben er wel makkelijker naar gaan kijken. Ik besef me goed dat het leven zo voorbij kan zijn.”
“Het lichtje van het leven is er niet meer”
Manon Oostindie (25) is sinds een half jaar ook werkzaam in het mortuarium. “De volgende generatie”, zegt Alike meerdere keren en wil hiermee benadrukken dat het tijd is dat ze zich gaan richten op wie hen straks gaan opvolgen. Manon heeft vroeger wel crime series gekeken, maar dat was niet de reden om iets met politie en onderzoek te willen gaan doen. Toen Manon begon bij het VUmc volgde ze de opleiding Forensisch Onderzoek aan de Hogeschool van Amsterdam en mocht ze haar afstudeerstage lopen bij het mortuarium. Inmiddels is ze afgestudeerd en heeft een vakantiebaan bij het Amsterdam UMC. “Ik had al eens een obductie meegemaakt tijdens mijn derdejaars stage bij een forensisch arts. Ik vond dat meteen interessant en wilde hier meer ervaring in opdoen. Toen ik in februari binnenkwam, werd ik met open armen ontvangen en voelde ik me gelijk onderdeel van het team. Geleidelijk aan ben ik van het verzorgen van patiënten overgegaan naar het assisteren tijdens een obductie. Ik ben vrij nuchter van mezelf en verwachtte dat ik dit zou kunnen. Gaandeweg kom je erachter dat je het ook kunt. Het gaat eigenlijk vanzelf. Je ziet dat de persoon die diegene was er eigenlijk niet meer is. Het lichtje van het leven is er niet meer.”
Beide vrouwen vinden het bijzonder dat zij de laatsten zijn die ervoor zorgen dat iemand netjes het ziekenhuis verlaat. “Wij doen dit écht voor de nabestaanden, zelf zouden wij ook willen dat iemand dat voor ons zou doen. Nabestaanden zijn dankbaar als wij hun geliefde met toewijding hebben verzorgd. Dat krijgen we ook terug via berichten van ouders of andere familieleden: ‘Wat lag ze er mooi bij.’ Daar halen we veel voldoening uit.”
“Het is later dan je denkt”
Het werk in een mortuarium leert je dat je het leven moet plukken, je realiseert je dat het zomaar voorbij kan zijn. Alike zegt dan ook vaak: “Koop die leuke tas of die schoenen maar gewoon, want je weet nooit wat er morgen komt. Het is later dan je denkt.”