Carool’s Column: Ontspullen
Regelmatig word ik bevangen door opruimwoede. Dagelijks zelfs. Met drie zoons en een dierentuin aan beesten wil ik in eerste instantie dat ons huis schoon is. Tevens heb ik als auteur altijd teksten door mijn hoofd dwarrelen. Zie het als een typemachine die 24/7 aan het schrijven is. Daar zit geen rem op. Om het zo ordelijk mogelijk te houden daarboven, vind ik het belangrijk dat het om mij heen netjes is. Opgeruimd. Dat geeft een minder chaotisch gevoel. En het liefst met zo min mogelijk spullen om mij heen. Veel mensen willen onthaasten of ontspannen. Ik wil voornamelijk ontspullen.
Waar een ander heel blij wordt van een volle kledingkast of überhaupt van overmatig veel hebbedingetjes om zich heen, wil ik eigenlijk steeds minder bezittingen hebben. Ik kan het niet goed uitleggen, maar het maakt mij onrustig. Het liefst zou ik het gros van alle spullen, kleding en bewaarsels weg doen. Weggeven, verkopen of gewoon naar de stort brengen. Iedere keer wanneer ik weer een opruim-aanval heb overleefd, ben ik altijd weer heel trots op hoeveel spullen er weg zijn. Mijn auto is al vele malen volgeladen richting de stortplaats gereden. Maar toch is dat blije gevoel van korte duur. Al snel ben ik er wederom van overtuigd dat ik nog steeds te veel spullen om mij heen heb en begint het circus weer van vooraf aan.
Niet ondankbaar bedoeld, maar wat moet ik hier allemaal mee?
Ondanks dat ik mezelf al van zoveel spullen bevrijd heb, ben ik nog niet tevreden. Ik wil nog meer ontspullen. Persoonlijk hecht ik ook geen enkele waarde aan materie. Tja, zou je denken, waar ligt dan het probleem? Zodra je ongeopende dozen al maanden dicht laat en achter de schotten op zolder van links naar rechts sleept, kan je deze spullen toch ook niet missen als ze weg zijn. Maar daar zit nu net de crux. In die dozen zitten mijn schoolspulletjes van vroeger, de eerste babykleding van mijn jongens, stapels met fotoalbums en videobeelden van mijn kinderen, antieke spullen die ik van mijn moeder heb geërfd en Moederdag knutselwerkjes. Niet ondankbaar bedoeld, maar wat moet ik hier allemaal mee? En toch krijg ik het niet over mijn hart om dit weg te doen. Dus schuif ik die dozen maar weer terug van rechts naar links en focus ik mij op de spullen waar ik mij ook aan irriteer. De vijf bussen haarlak, zes potten gel en vier tubes tandpasta op het badkamerkastje.
Wanneer ik trots met een volle vuilniszak naar beneden loop, door de keuken heen, zakt de moed mij alweer in de schoenen. Waar op de ene plek het probleem enigszins lijkt opgelost, is het probleem gewoon naar een andere plek verschoven. Overvolle keukenkastjes met pannen, potten, levensmiddelen en halve pakken pasta, rijst en muesli. Om nog maar te zwijgen over de keukenla met veel bestek en twee laden met overige spulletjes zoals pleisters, rolletjes plakband, wat losse knijpers, lucifers en een nagelschaartje. Conserven die bijna over datum zijn en Tupperware bakjes zonder deksel. Duidelijk is dat ik nog een lange weg te gaan heb en er eerst iets rigoureus moet gaan veranderen aan de manier waarop ik consumeer. Mijn auto is inmiddels alweer volgeladen voor een ritje richting het grofvuil. Alle kleine beetjes helpen. Ondertussen maar eens bedenken hoe ik nog beter kan consuminderen. De enige manier om rust in mijn hoofd te krijgen, is het rustig maken van mijn leefomgeving. De enige echte oplossing nu is om te verhuizen naar een tiny house, zodat ik gedwongen word om spullen weg te doen. Maar die stap vind ik net iets te ver gaan. Ik pak gewoon opnieuw een vuilniszak en ik begin weer van vooraf aan.